Phercolica geschiedenis
Phercolica, of hoe het begon… Hoe zat het ook al weer…
In die tijd hingen we al eens rond in het ondertussen ter ziele gegane Phercolum. De immer sympathieke kroegbaas Kurt en zijne trouwe onderkolonel Gert, stonden er altijd klaar om ons vol Martens te kappen. Ja, ik weet het… Martens… Maar in die tijd wisten we niet beter en bovendien went het wel. King Kong was toen nog gewoon nen aap die daar regelmatig onder den toog lag en van Goldfish hadden we nog nooit gehoord. Inderdaad, het was een gelukkige periode.
In 1997 deed Team Mission Impossible een gooi naar de overwinning van de Orbis-praesidiumverkiezingen van dat jaar. Ze hadden een tent opgezet in het midden van het John Beerenplein (speelplaats van de Hogeschool Limburg, genoemd naar een student die daar ooit ongelukkigerwijs om het leven kwam) en in die tent is de naam Phercolica voor de eerste keer gevallen. Ik ga hier geen boom opzetten en eindeloos beginnen uitwijken over die verkiezingen (overtuigend gewonnen door Mission Impossible), maar daar werd nu eenmaal het eerste hoofdstuk van de Phercolicageschiedenis geschreven.
Op 26 februari 1997 hield “Blauwdeurica” [1] een cantus in het Phercolum en wij waren uitgenodigd. “Wij” waren Team Mission Impossible. De details ben ik vergeten, maar om één of andere reden ben ik dus met Winde (later Bobcat gedoopt) aan het kickeren in die tent op het Beerenplein. Het gaat over de Blauwdeurica-cantus. “Pieter (Fritz is pas later gekomen),” zei Winde, “we moeten ook een clubnaam hebben als we daar binnenkomen. Als zij Blauwdeurica kunnen oprichten, kunnen wij ook iets uit de grond stampen!” Al gauw waren we druk aan het discussiëren over een clubnaam, een lied, clubkleuren e.d… Nog
steeds kickerend passeerden tal van namen de revue: selderius (vraag me niet hoe we er op kwamen), de chips (met dipsaus), Martensius en ga zo maar door. Uiteindelijk toch bij Phercolius geraakt, maar dat bekte niet goed. “Wat denkt ge van Phercolica? – Phercolica? Mja, klinkt nie slecht…” De rest was gemakkelijk: kleuren oranje groen (het café was immers in die kleuren geschilderd), nog wat linten en een clublied en we kunnen vertrekken.
Winde zorgde voor de linten, die uiteindelijk groen-wit werden want haar oranje verf was op, en ik zorgde voor een clublied. Een redelijk ridicule tekst op de noten van een kabouterlied.
In ieder geval, die woensdagavond (want 26 februari viel dat jaar op een woensdag) trokken Winde en ik getooid in onze groen-witte linten richting Phercolum. In een poging origineel te zijn noemden we onszelf Lord Martens (ik) en Lady Pils (Winde dus). Ik weet niet meer juist wie daar nog allemaal aanwezig was, maar van volgende namen ben ik pertinent zeker vanwege de speciale rol die ze vervulden tijdens mijn carrière in Hasselt: Wimpie, met wie ik toendertijd closer was dan goed was voor ons beider sexleven (ik kan u verzekeren, ze noemen hem niet voor niets King Kong). Tussen ons in zat Veerle, ook even in de ban van Phercolica voor ze naar Gent vertrok. De cantus werd geleid door Lies, die vanwege haar prachtig borsthaar en dito beenhaar al snel de naam Dries kreeg. De cantus werd al snel een zatte bedoening en volgens mij waren er nog toekomstige Phercolicaleden aanwezig die roemruchte avond, maar ik zou niet direct op namen kunnen komen. In de dagen die volgden kwamen steeds meer mensen polsen hoe het nu zat met “die nieuwe club” en hoe ze er bij konden komen. Eén van de voortrekkers was Yves, een voormalig militair die door de vrienden met Bunker werd aangesproken. Veel later schopte diezelfde Bunker het tot eerste Senior van Phercolica. Ikzelf was ondertussen immers Praeses van Orbis geworden en voor Bobcat kwam het vanwege haar studies niet echt goed uit.
Bunker dus. Leden van het eerste uur: King Kong, Bobcat, Toog, Sirène, Mieke, Bowling, McGyver, Tonneke, Dries, Bunker en ik (Fritz). We beseften al snel dat we nu een ‘deftig’ clublied moesten hebben, iets wat ik als pas benoemde cantor graag voor mijn rekening nam. Samen met Filip ‘Jova’ Pasmans, kozen we voor de melodie van Jutho Vooruit, vanwege de geschiedenis en het Vlaamse karakter van het lied. Zelf schreven we ook meteen geschiedenis, want Phercolica was de eerste gemengde club in Hasselt, iets wat bij andere clubs met de nodige scepsis onthaald werd. Nadien, als ze ons wat beter leerden kennen, was het vooral jaloezie omwille van het feit dat wij vrouwen in ons club hadden en ons duidelijk amuseerden. Vrouwen die nota bene kunnen zuipen en hun blauw bladzijden kennen.
Tot slot: mocht het een troost zijn voor de huidige senior (en al diegenen die hem of haar vooraf gingen): vanaf de eerste Phercolica-cantus werd er redelijk wat afgeleuterd.
[1] Genoemd naar het roemruchte kot met de blauwe deur, ondertussen afgebroken…
Special thanx to Fritz!!
In die tijd hingen we al eens rond in het ondertussen ter ziele gegane Phercolum. De immer sympathieke kroegbaas Kurt en zijne trouwe onderkolonel Gert, stonden er altijd klaar om ons vol Martens te kappen. Ja, ik weet het… Martens… Maar in die tijd wisten we niet beter en bovendien went het wel. King Kong was toen nog gewoon nen aap die daar regelmatig onder den toog lag en van Goldfish hadden we nog nooit gehoord. Inderdaad, het was een gelukkige periode.
In 1997 deed Team Mission Impossible een gooi naar de overwinning van de Orbis-praesidiumverkiezingen van dat jaar. Ze hadden een tent opgezet in het midden van het John Beerenplein (speelplaats van de Hogeschool Limburg, genoemd naar een student die daar ooit ongelukkigerwijs om het leven kwam) en in die tent is de naam Phercolica voor de eerste keer gevallen. Ik ga hier geen boom opzetten en eindeloos beginnen uitwijken over die verkiezingen (overtuigend gewonnen door Mission Impossible), maar daar werd nu eenmaal het eerste hoofdstuk van de Phercolicageschiedenis geschreven.
Op 26 februari 1997 hield “Blauwdeurica” [1] een cantus in het Phercolum en wij waren uitgenodigd. “Wij” waren Team Mission Impossible. De details ben ik vergeten, maar om één of andere reden ben ik dus met Winde (later Bobcat gedoopt) aan het kickeren in die tent op het Beerenplein. Het gaat over de Blauwdeurica-cantus. “Pieter (Fritz is pas later gekomen),” zei Winde, “we moeten ook een clubnaam hebben als we daar binnenkomen. Als zij Blauwdeurica kunnen oprichten, kunnen wij ook iets uit de grond stampen!” Al gauw waren we druk aan het discussiëren over een clubnaam, een lied, clubkleuren e.d… Nog
steeds kickerend passeerden tal van namen de revue: selderius (vraag me niet hoe we er op kwamen), de chips (met dipsaus), Martensius en ga zo maar door. Uiteindelijk toch bij Phercolius geraakt, maar dat bekte niet goed. “Wat denkt ge van Phercolica? – Phercolica? Mja, klinkt nie slecht…” De rest was gemakkelijk: kleuren oranje groen (het café was immers in die kleuren geschilderd), nog wat linten en een clublied en we kunnen vertrekken.
Winde zorgde voor de linten, die uiteindelijk groen-wit werden want haar oranje verf was op, en ik zorgde voor een clublied. Een redelijk ridicule tekst op de noten van een kabouterlied.
In ieder geval, die woensdagavond (want 26 februari viel dat jaar op een woensdag) trokken Winde en ik getooid in onze groen-witte linten richting Phercolum. In een poging origineel te zijn noemden we onszelf Lord Martens (ik) en Lady Pils (Winde dus). Ik weet niet meer juist wie daar nog allemaal aanwezig was, maar van volgende namen ben ik pertinent zeker vanwege de speciale rol die ze vervulden tijdens mijn carrière in Hasselt: Wimpie, met wie ik toendertijd closer was dan goed was voor ons beider sexleven (ik kan u verzekeren, ze noemen hem niet voor niets King Kong). Tussen ons in zat Veerle, ook even in de ban van Phercolica voor ze naar Gent vertrok. De cantus werd geleid door Lies, die vanwege haar prachtig borsthaar en dito beenhaar al snel de naam Dries kreeg. De cantus werd al snel een zatte bedoening en volgens mij waren er nog toekomstige Phercolicaleden aanwezig die roemruchte avond, maar ik zou niet direct op namen kunnen komen. In de dagen die volgden kwamen steeds meer mensen polsen hoe het nu zat met “die nieuwe club” en hoe ze er bij konden komen. Eén van de voortrekkers was Yves, een voormalig militair die door de vrienden met Bunker werd aangesproken. Veel later schopte diezelfde Bunker het tot eerste Senior van Phercolica. Ikzelf was ondertussen immers Praeses van Orbis geworden en voor Bobcat kwam het vanwege haar studies niet echt goed uit.
Bunker dus. Leden van het eerste uur: King Kong, Bobcat, Toog, Sirène, Mieke, Bowling, McGyver, Tonneke, Dries, Bunker en ik (Fritz). We beseften al snel dat we nu een ‘deftig’ clublied moesten hebben, iets wat ik als pas benoemde cantor graag voor mijn rekening nam. Samen met Filip ‘Jova’ Pasmans, kozen we voor de melodie van Jutho Vooruit, vanwege de geschiedenis en het Vlaamse karakter van het lied. Zelf schreven we ook meteen geschiedenis, want Phercolica was de eerste gemengde club in Hasselt, iets wat bij andere clubs met de nodige scepsis onthaald werd. Nadien, als ze ons wat beter leerden kennen, was het vooral jaloezie omwille van het feit dat wij vrouwen in ons club hadden en ons duidelijk amuseerden. Vrouwen die nota bene kunnen zuipen en hun blauw bladzijden kennen.
Tot slot: mocht het een troost zijn voor de huidige senior (en al diegenen die hem of haar vooraf gingen): vanaf de eerste Phercolica-cantus werd er redelijk wat afgeleuterd.
[1] Genoemd naar het roemruchte kot met de blauwe deur, ondertussen afgebroken…
Special thanx to Fritz!!